Wijzigingen in erfbelasting sinds 1 september 2018:

De wijzigingen zijn opgebouwd rond twee krachtlijnen:

  • een meer gematigde erfbelasting door lagere tarieven voor verkrijgingen buiten de rechte lijn en door de invoering van nieuwe vrijstellingen;
  • ondersteuning bij het nieuwe federale erfrecht.

 

Een meer gematigde erfbelasting

Voor meer informatie, zie Tarief tussen broers en zussen en Tarief tussen andere personen

  • nieuwe vrijstellingen voor kinderen jonger dan 21 jaar die beide ouders verloren hebben:
    • een volledige vrijstelling voor de verkrijging van (een deel van) de gezinswoning van de overledene;
    • een voetvrijstelling op maximaal de eerste 75.000 euro van de netto-verkrijging van Roerende goederen zijn die goederen die overeenkomstig de criteria van het burgerlijk recht als roerend worden beschouwd. Het zijn onder meer de verplaatsbare goederen zoals bankbiljetten, titels aan toonder, schilderijen, auto’s, juwelen…

      “>roerende goederen

      ;

Voor meer informatie, zie Vrijstellingen voor kinderen jonger dan 21 jaar die beide ouders verloren hebben

  • voor de langstlevende echtgenoot of samenwonende partner, een nieuwe voetvrijstelling op maximaal de eerste 50.000 euro van de netto-verkrijging van Roerende goederen zijn die goederen die overeenkomstig de criteria van het burgerlijk recht als roerend worden beschouwd. Het zijn onder meer de verplaatsbare goederen zoals bankbiljetten, titels aan toonder, schilderijen, auto’s, juwelen…

    “>roerende goederen

    .

Voor meer informatie, zie Partnerabattement voor de roerende goederen

 

Ondersteuning bij het nieuwe federale erfrecht

  • een nieuwe vrijstelling in de schenkbelasting gekoppeld aan de zogenaamde erfenissprong;
  • de invoering van een fictiebepaling over de belastbaarheid van voortgezet vruchtgebruik: als een vruchtgebruik op een eigen onroerend goed bij overlijden uitdooft, terwijl de blote eigendom van het onroerend goed al bij de kinderen berustte, zou in de meeste gevallen het vruchtgebruik na het overlijden van de Een vruchtgebruiker heeft het genot (bewoning of huuropbrengst) van een goed waarvan iemand anders de eigenaar (blote eigenaar) is. Hij is wel verplicht het goed in stand te houden en alle jaarlijkse lasten te dragen. Hij moet evenwel geen vergoeding betalen aan de blote eigenaar.

    Zo krijgt tengevolge van het overlijden van een van de echtgenoten de langstlevende echtgenoot meestal het vruchtgebruik van de gemeenschappelijke woning, terwijl de kinderen de blote eigenaars worden.

    “>vruchtgebruiker

    aanwassen bij de blote eigenaars; door wijzigingen in het federale erfrecht komt het vruchtgebruik in veel gevallen bij de langstlevende echtgenoot terecht, zelfs als het een volgens het huwelijksvermogensrecht eigen goed van de overledene betrof. Aangezien er werkelijk sprake is van een vermogenstransfert, zal het vruchtgebruik in de erfbelasting voortaan worden belast in hoofde van de verkrijgende langstlevende echtgenoot.

  • schenkingen in erfovereenkomsten strekken niet tot fiscaal bewijs, tenzij partijen melden dat dit net wel het geval moet zijn. In het eerste geval zijn de schenkingen niet belastbaar, in het tweede geval wel. Het onderscheid en de gevolgen worden uitgelegd in een pdf bestandVoorbeeld_FiscaalBewijsErfovereenkomsten.pdf (28 kB).